Actueel

25 | 11 |2024

Wat is haar naam?

De zoektocht naar identiteit en geschiedenis 

In haar boek Wat is haar naam? onderzoekt Mathilda van den Hof de diepgewortelde invloed van de Holocaust op haar familie en persoonlijke identiteit. In een gesprek vertelt Mathilda over haar persoonlijke reis naar het verleden terwijl ze ook bredere reflecties geeft over intergenerationeel trauma en de complexe vraagstukken van herinnering en identiteit.

Het boek biedt meer dan alleen een genealogisch overzicht; het is een emotionele zoektocht naar verbinding met een familiegeschiedenis die getekend is door verlies en overleving. 
Door gesprekken met haar moeder Tina, onderzoek in archieven en het duiden van fragmentarische verhalen, probeert Mathilda antwoorden te vinden op de vragen: wie ben ik? en waar kom ik vandaan?

De titel Wat is haar naam? draagt een dubbele lading. Enerzijds verwijst deze naar Mathilda’s eigen naam, vernoemd naar haar grootmoeder Mathilda Rosette Frankenhuis-Frenk, een jonge vrouw die op 21-jarige leeftijd werd vermoord in Sobibor. Dit roept vragen op over hoe naamgeving de last van het verleden kan meedragen: ‘Wat zou mijn naam zijn geweest als ik niet vernoemd was?’ Anderzijds verwijst de titel naar de zoektocht van Mathilda’s moeder Tina naar haar identiteit. Als baby werd Tina gered door de buren. Terwijl haar ouders weggevoerd worden, trekt de buurvrouw de kinderwagen door de heg. Hierna komt zij via het verzet bij een pleeggezin te wonen en kreeg daar de naam Ineke. Pas op twaalfjarige leeftijd hoorde Tina dat ze Joods is en dat haar biologische ouders in Sobibor waren vermoord. In het dorp Daarle was wel bekend dat zij een joods meisje was. Maar er was een afspraak dat iedereen dit stil hield. Er was immers een NSB-gezin in het dorp. De inwoners hadden het NSB-gezin duidelijk gemaakt dat als zij iets zouden zeggen over Tina, ze dan met het dorp te maken zouden krijgen. Op deze manier heeft ze de oorlog kunnen overleven samen met een ander Joods meisje dat gered werd, Nicolienne, waarvan zij eerst dacht dat dit haar zusje was. 

Voor Mathilda symboliseert haar eigen naam zowel het verleden, als de veerkracht van haar familie. Hoewel ze haar naam ooit als “oud en lang” beschouwde, draagt ze deze nu met trots. 
Mathilda: ‘Ik zie het als een eerbetoon aan de grootmoeder die ik nooit gekend heb en als een symbool van de overlevingskracht van onze familie.’

Tina groeide op in een domineesgezin, waar haar Joodse afkomst werd verzwegen. De onthulling van haar achtergrond op twaalfjarige leeftijd was abrupt en zonder emotionele begeleiding: ‘Je bent een Joods meisje en je ouders zijn omgekomen in de Tweede Wereldoorlog.’ Het gezin waar Tina opgroeide zag zichzelf als haar redders, maar het pleeggezin besloot ook dat het in haar belang was om haar in deze omgeving te houden, ondanks pogingen van familieleden uit Amerika en haar tante Ro, Rosa Frenk, zus van haar moeder, om haar op te halen.

Tina bleef uiteindelijk bij haar pleeggezin, ondanks dus de pogingen van haar tante Ro, die de kampen had overleefd, om haar nichtje terug te halen. Mathilda heeft later de brieven gelezen die terug werden gestuurd naar aanleiding van het verzoek van tante Ro. 
‘Als je dat leest in de brieven van het domineesgezin, dan zie je dat ze zeggen dat het niet wijs is om een kleuter, een meisje van die leeftijd, uit haar omgeving te halen,’ vertelt Mathilda, wijzend op de pragmatische houding van haar pleegouders. Achteraf gezien heeft haar moeder dit haar pleegouders wel kwalijk genomen, ook al groeide ze fijn op. Een deel van haar identiteit werd verborgen gehouden. 
Ook voelde Tina zich in dit gezin vaak een “geleend kind” en worstelde ze met een identiteit die nooit volledig van haarzelf leek te zijn. Na de dood van haar pleegvader verslechterde de relatie met haar pleegmoeder, die een moederrol probeerde te vervullen maar gelijktijdig had Tina het gevoel dankbaar te moeten zijn naar haar pleegmoeder voor het redden. Maar over haar verleden werd verder niet gepraat, en de pijn bleef onverwerkt. Pas later in haar leven, toen Tina al met Mathilda’s vader Allard getrouwd was kwam het besef van haar Joodse identiteit. 
Mathilda: ‘Mijn moeder had namelijk sterke christelijke overtuigingen en was zelfs lid van de kerkenraad. Elke zondagochtend trommelde ze het gezin uit bed om naar de kerk te gaan. Voor mij leek het dan ook alsof ik opgroeide in een christelijk gezin. Pas later, rond mijn zestiende, kwam naar voren dat mijn moeder eigenlijk Joods was. Vanaf dat moment gingen we niet meer naar de kerk.’

Ook later, toen Tina zelf een gezin had werd er eigenlijk niet veel over haar Joodse identiteit gesproken. Pas toen Mathilda’s broer, na zijn eindexamen jaar, voor een aantal weken naar Israël ging kwamen er opeens veel onverwerkte emoties naar boven bij de moeder van Mathilda.  ‘Het was net alsof het deksel van de beerput werd opengetrokken,’ beschrijft Mathilda de verandering in haar moeder. Deze zoektocht naar zelfbegrip en haar confrontatie met haar verleden, leidde tot emotionele crises en therapeutische interventies. Mathilda: ‘Mijn moeder is in therapie geweest, ze is bij een psychiater geweest met mijn vader.’ 
Dit proces had invloed op het gezin, waarbij de band tussen moeder en dochter steeds ingewikkelder werd. Mathilda voelde zich al heel jong verantwoordelijk voor haar moeders emotionele welzijn, en was bang haar moeder verder te kwetsen door haar eigen onafhankelijkheid te claimen. 
Mathilda: ‘Ik moest, voor mijn gevoel, altijd zorgen dat het goed ging met haar. Mijn moeder ervaarde een diepgeworteld gevoel van verlatingsangst dat ik ook bij mezelf herken.’ 
De pijn die haar moeder had meegemaakt, werd volgens Mathilda dan ook doorgegeven naar de volgende generaties. Mathilda herinnert zich de momenten van verdriet en rouw bij haar moeder, die ze als tiener niet goed begreep, maar die haar jeugd wel hadden beïnvloed. 
Mathilda: ‘Mijn moeder was toen ik een puber was vooral huilend in haar blauwe stoel te vinden. Het verdriet van mijn moeder, hing als een schaduw over ons gezin.’ 

Mathilda met haar moeder en haar boek 'Wat is haar naam?' Foto: Henk Lomulder

Pas toen Mathilda jaren later zelf in therapie ging, ontdekte ze de invloed van het trauma op haar eigen leven. Dit leidde haar ertoe om zich te verdiepen in de familiegeschiedenis en het Jodendom. Hoewel ze eerder al interesse had in haar Joodse afkomst en een jaar in Israël had doorgebracht, begon ze pas later in haar leven haar familiegeschiedenis te onderzoeken. Ze ging steeds meer in gesprek met haar moeder en stelde vragen die voorheen onbespreekbaar waren. Dit proces verliep niet zonder moeite, maar uiteindelijk bracht het hen dichter bij elkaar. Samen maakten ze een reis naar Sobibor en Israël, die haar confronteerden met de realiteit van verlies, maar ook met de kracht om door te gaan. 
Mathilda: ‘Wat mij raakte in Sobibor, was dat het leven daar gewoon doorgaat.’ Doelend op de aanwezigheid van een kinderfietsje en een zwembadje op een beladen met geschiedenis en pijn. 

Drie generaties: grootmoeder Mathilda, moeder Tina en Mathilda zelf. Foto en eerste foto boekomslag bovenaan: Mark Uyl

Ook via haar onderzoek naar haar grootouders en andere familieleden ontdekte Mathilda meer over de inspanningen om haar moeder te redden. Tante Ro kon de kampen overleveren met de gedachte dat ze voor haar nichtje moest zorgen. Ze heeft altijd gezegd: “Ik moest blijven leven, want er was een kind waar ik voor wilde zorgen”. Hoewel Tina’s pleeggezin pogingen van familieleden om haar op te halen afwees, bleef de symboliek van deze inspanningen belangrijk voor Mathilda. Het bracht haar niet alleen dichter bij haar familiegeschiedenis, maar gaf haar ook inzicht in de manier waarop keuzes van anderen invloed hebben gehad op haar moeders leven en, indirect, op dat van haarzelf.
Mathilda: ‘Deze verhalen en de impact van het intergenerationele trauma zijn geen abstracte herinneringen. Ze vormen de kern van hoe mijn eigen identiteit zich heeft ontwikkeld. Mijn zoektocht naar wie ik ben, is onlosmakelijk verbonden met mijn familie, mijn naam en de geschiedenis die ons heeft gevormd. Deze worsteling met identiteit en trauma zet zich voort in mijn eigen gezin. Mijn zoon Bram bijvoorbeeld, distantieert zich momenteel van zijn Joodse identiteit. Ik respecteert zijn keuze en probeert hem daarin niet te pushen. Ik heb hem laten weten dat hij altijd bij mij terecht kan met vragen, maar ik leg niets bij hem neer zolang hij daar geen behoefte aan heeft. Ondanks de uitdagingen die deze weg met zich meebracht, heb ik nu een goede band met mijn moeder en ervaar ik meer rust met betrekking tot mijn eigen verleden.’

Wat is haar naam? is een combinatie van persoonlijke reflectie en historische analyse. Het toont hoe de zoektocht naar een naam en identiteit onlosmakelijk verbonden is met de verhalen van familie en de impact van historische trauma’s. ‘Ik ben er nog. Het is niet gelukt,’ zegt Mathilda, verwijzend naar de vernietiging die haar familie heeft proberen te overleven. 
Mathilda van den Hof - Wat is haar naam?
Paperback, 208 pagina's, ISBN: 9789464818253 
€ 22,95


Onderduikkinderen
Deze verhalen komen vaak voor bij onderduikkinderen. Tijdens de Holocaust moesten veel Joodse kinderen onderduiken om te ontsnappen aan vervolging en deportatie. 
In tegenstelling tot Anne Frank, die met haar familie onderdook, leefden veel kinderen alleen bij pleeggezinnen, vaak met een nieuwe identiteit. Ze waren gescheiden van hun ouders en bevonden zich in een onbekende en vaak vijandige omgeving. Ze moesten zich aanpassen aan een nieuw gezin, vaak met een andere religie en leefstijl. Joodse gebruiken werden losgelaten, en kinderen namen nieuwe namen aan om hun identiteit te verhullen. Voor sommigen betekende dit een gevoel van vervreemding: ze pasten zich uiterlijk aan, maar voelden zich vaak niet thuis. De ervaringen van onderduikkinderen varieerden sterk, afhankelijk van hun leeftijd en de omstandigheden. Jonge kinderen begrepen vaak niet wat er gebeurde, terwijl oudere kinderen meer bewust waren van het gevaar. Na de oorlog bleek of hun ouders de Holocaust hadden overleefd, wat hun verdere leven sterk beïnvloedde. Sommige kinderen vonden een zekere stabiliteit bij pleeggezinnen, terwijl anderen getraumatiseerd raakten door de scheiding, de angst, en de geheimhouding. Het was vaak een moeilijk vraagstuk wat er na de oorlog met deze kinderen moest gebeuren. Wanneer hun eigen gezin was vermoord, rees de vraag: moesten ze terug naar overlevende familieleden, of was het beter dat ze bij hun pleeggezin bleven? 

Wilt u meer over dit onderwerp weten dan verwijzen wij graag naar: 
Een adres. De geschiedenis van de Joodse onderduik van Michal Citroen
Paperback, 608 pagina's, ISBN: 9789021340920
€ 34,99. 


 

Wij maken u er op attent dat deze website gebruik maakt van cookies. Dit doen wij om u beter van dienst te kunnen zijn.
Wij vragen uw akkoord om dit te mogen blijven doen. Voor meer informatie kunt u onze privacy pagina bezoeken!