26 | 05 |2025
De documentaire 73 Procent van regisseur Jaap van Eyck opent met een aangrijpend beeld: Max Arian, een van de eersten die publiceerde over het uitzonderlijk hoge aantal vermoorde Joden in Nederland, loopt met zijn kleindochter langs de stenen van het Namenmonument in Amsterdam. Iedere steen herdenkt een Joods slachtoffer dat in Nederland is weggevoerd en later vermoord. De hoeveelheid stenen is overweldigend, veel meer dan je zou verwachten in een klein land als Nederland. Max Arian (1940) is journalist, publicist en oud-redacteur van De Groene Amsterdammer. Hij schreef al vroeg, in 1992 een artikel in de Groene Amsterdammer Nederland deportatie land, over de Nederlandse omgang met de Jodenvervolging en stelde daarbij kritische vragen over de nationale geschiedschrijving. In de zoektocht naar een verteller die de morele én historische gelaagdheid van dit onderwerp kon dragen, kwam Arian in veel literatuur naar voren als een van de eersten die dit thema in Nederland publiekelijk durfde aan te kaarten.
Nederland kent namelijk een uitzonderlijk cijfer: van de circa 140.000 Joden die in 1940 in Nederland leefden, werd maar liefst 73 procent vermoord. Dat is het hoogste percentage van alle West-Europese landen. Ter vergelijking: in België was dat 40 procent, in Frankrijk 25 procent en in Denemarken slechts 2 procent. In heel Europa heeft enkel Polen, waar het antisemitisch beleid van de nazi’s zijn meest systematische en gewelddadige vorm aannam, een hoger percentage. De vraag hoe het kan dat juist in Nederland zoveel Joden zijn vermoord is geen gemakkelijke om te beantwoorden. Niet omdat er geen verklaringen zijn, maar juist omdat er geen eenduidig antwoord is. Zoals Arian zelf zegt aan het einde van de documentaire is het ook het paradoxale van de Nederlandse geschiedenis. Aan de ene kant kende Nederland als een van de weinige landen een algemene opstand tegen de Jodenvervolging: de Februaristaking van 1941. Aan de andere kant werd daarna voornamelijk weggekeken.
De documentairemaker laat historici zoals Bart van der Boom, Pim Griffioen en Michal Citroen en experts als Emile Schrijver (directeur van het Nationaal Holocaustmuseum) en Alfred Edelstein (voormalig directeur van de Joodse Omroep) aan het woord. Zij geven hun kijk op welke factoren bijdroegen aan dit hoge dodental. Een van de belangrijkste oorzaken was de vroege en volledige regie van de Duitse bezetter bij de uitvoering van de Holocaust in Nederland. In tegenstelling tot landen als Frankrijk of België, waar lokale autoriteiten een grote rol speelden, werden in Nederland de deportaties vrijwel geheel door Duitsers zelf georganiseerd en uitgevoerd. De nazi’s konden daardoor efficiënt en doelgericht opereren, zonder dat ze hoefden te rekenen op lokale loyaliteit of tegenwerking. Daarnaast was de Nederlandse bevolkingsadministratie bijzonder gedetailleerd en goed georganiseerd. De bevolkingsregisters maakten het mogelijk om Joodse inwoners snel en precies te identificeren. Waar in andere landen bureaucratische chaos soms juist bescherming bood, werd de ordelijkheid in Nederland een middel om de deportaties te versnellen. In 2009 wees historicus Johannes Houwink ten Cate ook al op de rol van de Nederlandse bureaucratie, die door haar medewerking en administratieve precisie de uitvoering van de Jodenvervolging vergemakkelijkte.
Ook de samenleving zelf speelde een rol. De Joodse gemeenschap was sterk geïntegreerd in de Nederlandse maatschappij. Veel Joden zagen zichzelf als volwaardige Nederlanders en rekenden erop dat hun buren hen zouden helpen of dat de overheid hen zou beschermen. Dat vertrouwen bleek misplaatst. Tegelijkertijd was de Nederlandse cultuur er een van gezagsgetrouwheid: regels werden nageleefd, ook als ze onmenselijk waren.
Tevens bleek onderduiken in Nederland lastig. Het land was dichtbevolkt, overzichtelijk en kende weinig plekken waar mensen langdurig ongezien konden verdwijnen zoals bossen. Bovendien was er, zeker in de beginfase van de bezetting, weinig georganiseerd verzet dat structurele hulp kon bieden. Onderduiken vereiste durf, netwerk, geld en bereidwillige helpers waren schaars. Ook waren de risico’s voor wie Joden hielp groot. Wie werd betrapt, liep het risico op gevangenschap of zelfs deportatie.
Een tragische factor was ook de rol van de Joodse Raad. Deze instantie, opgezet onder druk van de Duitsers, werd het officiële aanspreekpunt voor de Joodse gemeenschap. De raad geloofde aanvankelijk dat meewerken erger zou voorkomen. Via de raad werden oproepen voor 'tewerkstelling in het Oosten' verspreid en werden zogenaamde ‘sperren’ (tijdelijke vrijstellingen) verstrekt. Die gaven mensen hoop dat zij niet zouden worden gedeporteerd, waardoor velen niet tijdig vluchtten of onderdoken. In feite werkte dit systeem als een vorm van psychologische controle, want het stelde mensen gerust terwijl ze net zoveel gevaar liepen als anderen. Bovendien suggereerden in een onderzoek uit 2008 historici Pim Griffioen en Ron Zeller dat de relatief milde houding van de Duitse bezetter in Nederland ertoe kan hebben bijgedragen dat Joden minder snel onderdoken dan in andere landen.
Al deze factoren samen, de efficiënte Duitse controle, de gedetailleerde bevolkingsregistratie, de beperkte mogelijkheden tot onderduik, het valse gevoel van veiligheid en de gezagsgetrouwe Nederlandse mentaliteit, leidden ertoe dat de overlevingskansen voor Joden in Nederland kleiner waren dan elders in West-Europa. Dit zijn niet de enige redenen want er is niet één oorzaak aan te wijzen. Het is de pijnlijke optelsom van meerdere factoren die elkaar versterkten, en waarbij er waarschijnlijk nog meer factoren gevonden kunnen worden.
Opvallend is dat de documentairemaker Van Eyck ervoor kiest om ook het verzet een plaats te geven en niet enkel de negatieve kant van dit verhaal te belichten. Door de Februaristaking, individuele hulpacties en moedige keuzes van een kleine groep mensen te tonen, ontstaat een completer beeld van de Nederlandse houding in oorlogstijd. Ook opvallend is de zeer bewuste keuze om naast archiefbeelden gebruik te maken van animatie. De animaties maken het mogelijk om situaties en gebeurtenissen invoelbaar te maken die moeilijk te verbeelden zijn, en versterken de emotionele impact van het verhaal zonder de feiten geweld aan te doen.
73 Procent stelt niet alleen de historische vraag. De documentaire eindigt met een spiegel naar het heden. Wat kunnen we leren van dit verleden? Michal Citroen maakt duidelijk dat de neiging om regels te volgen zonder moreel oordeel nog steeds bestaat in Nederland. Ze noemt de toeslagenaffaire als voorbeeld, waarin ook duizenden mensen slachtoffer werden van een systeem waarin regels boven mensen kwamen te staan.
“Ik hoop dat mensen de discussie aangaan over de redenen waarom het percentage vermoorde Joden uit Nederland zo opvallend hoog is. Het is geen gemakkelijk onderwerp, dat bleek ook na het verschijnen van mijn bovengenoemd artikel in 1992. En nu weer. Mensen vinden de film mooi, indrukwekkend, misschien ontroerend, maar ze gaan toch niet in op de vragen die worden opgeworpen.” Geeft Arian aan na het uitkomen van deze documentaire.
De waarschuwing is duidelijk. De Holocaust was uniek in zijn schaal en opzet, maar de mechanismen die eraan bijdroegen – bureaucratie, gehoorzaamheid, wegkijken – zijn nog altijd aanwezig. De vraag is dan niet alleen: hoe kon het gebeuren? Maar ook: hoe zorgen we ervoor dat het niet opnieuw gebeurt?
Boeken & DVD's
(in de toekomst)